OMSCHRIJVINGBETEKENIS
HerengoedEen herengoed bestaat uit een zaalweer (doorgaans huis, hof en verder getimmer en erf en onderhorige landerijen). Een herengoed in engere zin zijn de landerijen vallende onder een zaalweer.
ZaalweerDe kern van een herengoed; meestal stond hier een huis op. In een aantal gevallen stond er geen of een vervallen huis op. Bij het ontbreken van een zaalweer, werd er door de Rekenkamer een zaalweer aangewezen.
Zaalweerbezitter De bezitter van de zaalweer. Hij (zij) was verplicht de delen van het herengoed die bij anderen in bezit waren terug te verwerven (o.a. door koop) en zodoende het herengoed zoveel mogelijk in één hand te houden. Hij had hierbij de mogelijkheid dit juridisch af te dwingen.
NB.
Dit leidde nogal eens tot processen; zie Civiele Processen Hof. Voor de nog niet teruggebrachte delen van het herengoed deed de zaalweerbezitter bij de oprukking tevens 'afdracht van misbruik'.
NB.
In het begin van de 17e eeuw werd hier streng de hand aan gehouden; in de loop van de eeuw verdween de druk om dit te doen.
OprukkingTeneinde niet 'naar de aard van het goed horig te zijn' diende de bezitter van een herengoed oprukking voor deze plicht te vragen. Dit diende eens in de zes jaar te geschieden onder betaling van 2 goudguldens. Van deze rechtshandeling werd een akte opgemaakt; deze akten vormen de kern van de door de werkgroep geïndiceerde akten.
InvestitureInleiding in een herengoed; meestal door vererving.
Oudste op de straat (oldste op de strate)Volgens geldend inheems recht was de oudste op de straat degene die na het overlijden van een bezitter van een niet tijdens het huwelijk aangekocht herengoed opvolgend bezitter was. Dit was, indien er geen eigen kinderen waren, de oudste in leven zijnde broer (dan wel zuster)van de overleden bezitter, met passering van bijvoorbeeld echtgenote, neven en nichten. Als de vader van de overledene nog leefde
was deze de oudste op de straat. In het algemeen: mannen gingen voor vrouwen.
NB.
Ofschoon het Romeinse recht zijn intrede al had gedaan (voor 1600) zijn er voorbeelden te over te vinden, waarin dit inheemse recht nog werd toegepast ten aanzien van de herengoederen. In de loop van de 17e eeuw zien we dit verdwijnen.
ConsentToestemming voor het aangaan van een rechtshandeling, waarin het herengoed (eventueel zijdelings) is betrokken. Consent werd er verleend voor verkoop, testament, huwelijkse voorwaarden, lijftuchting, magescheid (boedelscheiding), dispositie (nadere testamentaire bepaling), legaat, houwen van bomen op de zaalweer staande, afsplitsing, ruiling van landerijen, bezwaringen (hypotheek leggen), belasten (met
geldleningen en renten) en verpanding.
ApprobatieTe vergelijken met consent; deze term verving in de 17e eeuw dat begrip.
Bijzondere zaalweerHet deel van een herengoed dat dat met consent afgesplitst werd kreeg als benaming bijzondere zaalweer. Soms gold deze benaming voor zowel het oorspronkelijke goed als het afgesplitste goed. Men sprak in een aantal gevallen van de oude en de nieuwe zaalweer van het herengoed.
NB.
De bewoners van de nieuwe zaalweer noemden hun herengoed vaak 'Klein ' Het woord klein dekt in deze niet altijd het begrip klein, want vaak werd exact de helft van de landerijen afgesplitst.
Redemptie van versterfRegeling gemaakt tijdens het leven van een horige over diens nalatenschap dan wel over een volschuldig hofhorig goed, waarin de heer van het land (lees Rekenkamer) een zeker recht (keur) had.
NB.
In een aantal herengoederen onder Nijkerk was dit van toepassing.
KeurmeesterAmbtenaar van de Gelderse Rekenkamer. Hij bewaakte de rechten van de Rekenkamer met betrekking tot horigen en horige goederen op de Veluwe. In het begin van de 17e eeuw is door de toenmalige keurmeesters veel werk gemaakt bij het opsporen van de herengoederen.
Vele eerste oprukkingsacten die zij opmaakten bevatten informatie over de vererving van het herengoed in kwestie op de bezitter, alsmede over de stand van zaken op de zaalweer (grootte van het huis, opstallen, aantal bomen) en de grootte van de landerijen en hun ligging (herengoed in engere zin).
Tevens tekenden de keurmeesters aan welke delen waren uitgesplitst en aan wie als wel of er verplichtingen op de herengoederen rustten (renten enz.) Latere rechtshandelingen konden zowel bij de keurmeester als in de Rekenkamer worden verricht. De keurmeester inde ook de herenguldens; de protocollen van deze administratie zijn eveneens in de archieven van de Gelderse Rekenkamer te vinden.

Comments are closed.